Fotografietips: Belichting voor beginners
Gepubliceerd op 20 februari 2019
Professionele fotografen zeggen dat het maken van goede foto’s begint met het gebruik van de handmatige belichting stand op je camera. Maar bij Fotofabriek denken wij hier anders over.
Een goede foto begint door een interessant onderwerp op de foto te zetten. Dit kan uiteraard ook prima wanneer de belichting van jouw camera op de automatische stand staat.
Om dit straks perfect uit te voeren hebben wij een paar basisstappen voor je. Dus pak je camera erbij en begin alvast met oefenen.
3 factoren van belichting
Licht is ontzettend belangrijk wanneer je een foto wilt maken. Bij te veel licht krijg je te maken met overbelichting en bij te weinig licht krijg je juist weer last van onderbelichting.
Om de hoeveelheid licht te regelen heb je 3 instellingen waarmee je kunt spelen; Diafragma, sluitertijd en lichtgevoeligheid.
Wanneer je deze instellingen goed op elkaar afstemt wordt je foto precies goed belicht.
Diafragma
Het diafragma is een opening in je lens waar het licht doorheen komt. Hiermee bepaal je de hoeveelheid licht dat door je lens mag komen.
Door het maximale diafragma van een lens te gebruiken beperk je het licht wat door de lens komt helemaal niet. Het diafragma wordt gevormd door meerdere bladen die over elkaar heen schuiven.
Het diafragma is dus niet helemaal rond maar komt erg in de buurt. Als je het diafragma dicht draait komen de bladen naar binnen waardoor de opening kleiner wordt.
Sluitertijd
De sluitertijd bepaalt hoelang er licht door de lens op de sensor valt. Sluitertijden kunnen wisselen van 1/8000 seconden tot enkele secondes of in hele extreme gevallen zelfs enkele minuten.
Lichtgevoeligheid/ISO
De lichtgevoeligheid van de camera wordt uitgedrukt in een ISO waarde. Hoe hoger je de lichtgevoeligheid van je camera instelt hoe minder licht je nodig hebt om een foto te maken.
Een hoge gevoeligheid heeft echter wel een nadelig effect op de kwaliteit. Er zijn naast ISO meer eenheden die de lichtgevoeligheid aangeven zoals ASA en DIN.
Deze eenheden worden echter zo weinig gebruikt dat wanneer men over de lichtgevoeligheid spreekt het eigenlijk altijd in ISO gaat.
Belichtingsdriehoek
Bij het maken van een foto is er niet één combinatie van diafragma, sluitertijd en ISO goed.
Er zijn namelijk verschillende combinaties van diafragma, sluitertijd en ISO mogelijk die allemaal dezelfde belichting als resultaat hebben.
Om dit visueel te maken wordt vaak gebruik gemaakt van een belichtingsdriehoek.
Bij de belichtingsdriehoek kun je de binnenkant van de driehoek zien als de hoeveelheid licht die gebruikt wordt voor de foto.
Maak je een zijde van de driehoek korter(minder licht)? Dan is het belangrijk dat je een andere zijde van de driehoek langer maakt.
Rekenen met licht: Stops
De hoeveelheid licht die de camera binnenkomt drukken we uit in stops. Een stop is een verdubbeling of halvering van de hoeveelheid licht dat gebruikt wordt bij het maken van een foto.
Ga je een stop omhoog met sluitertijd, dan moet de diafragma of ISO met een stop omlaag.
Dit is wanneer je niet in stops rekent best lastig, aangezien de 3 factoren een eigen eenheid gebruiken.
Diafragma
Het diafragma wordt met een F aangegeven en kan best lastig zijn om te begrijpen. Dit komt omdat in tegenstelling tot sluitertijd en lichtgevoeligheid het getal niet met een factor 2 verandert.
Om de hoeveelheid licht met een stop te veranderen moet je het diafragma namelijk met een factor 1,414 wijzigen (Weet waarom je dit getal moet gebruiken? Zet het in de reacties).
Sluitertijd
De sluitertijd wordt uitgedrukt in seconden. Als het om minder dan een hele seconde gaat wordt de sluitertijd in een breuk uitgedrukt, zoals 1/4. Om de hoeveelheid licht met een stop te wijzigen verdubbel of halveer je de tijd.
Lichtgevoeligheid
De lichtgevoeligheid van je camera wordt uitgedrukt in een ISO waarde. Om de lichtgevoeligheid met een stop te veranderen, verdubbel of halveer je de ISO waarde.
De lichtgevoeligheid van camera’s begint bij ISO100 en eindigt meestal bij ISO6400.
Praktijkles belichting
Nu is het tijd om alle theorie in de praktijk toe te passen. Probeer op zo veel mogelijke verschillende manieren dezelfde belichting te behalen.
Mocht je nou geen camera hebben of een die niet de mogelijkheid heeft om handmatige belichting in te stellen, wees dan niet getreurd, want online is er namelijk een simulator: SimCam - hier kun je alle theorie zelf uitproberen.
De simulator beschikt over verschillende modus:
A: Volledig automatisch, je kunt alleen kiezen of je de camera moet overbelichten of onderbelichten.
Av: Half automatisch, je kunt het diafragma en de belichting handmatig instellen, de rest verandert automatisch mee.
Tv: Half automatisch, je kunt de sluitertijd en belichting aanpassen, de rest verandert automatisch mee.
M: Volledig handmatig, je kunt alles handmatig aanpassen. De simulator geeft aan of je over of onder belicht.
De meeste camera’s en sommige telefoons hebben dezelfde modus. Ze hebben in de meeste gevallen een andere naam. Bij onder andere Nikon & Sony heten de modus bijvoorbeeld P, A, S & M, en bij Canon P, Av, Tv, M.
Op jouw camera kan dit weer heel anders heten.